Geplaatst op woensdag 05 april 2017 @ 13:02 , 285 keer bekeken
23 tips om scherpe foto's te maken
Natuurlijk kan expres onscherp fotograferen en een flinke scherpte-ondiepte heel mooi zijn, maar het is wel essentieel dat de foto op de juiste plekken wel scherp is.
Reden genoeg om eens te bekijken wat scherpte is. En nog belangrijker: hoe je scherpe foto's maakt!
Een foto moet scherp zijn op de juiste plaatsen!
Bij fotografie is scherpte cruciaal. Als de foto niet scherp is, komt het onderwerp niet goed naar voren. Controleer daarom altijd nadat je de foto hebt gemaakt of hij scherp is of niet.
Dit kun je doen door via je schermpje in te zoomen op de foto. Je kunt de foto niet helemaal goed beoordelen op je schermpje, inzoomen op je liveview gaat beter.

Controleer altijd of je foto scherp is door in te zoomen op de foto
Maar wat is scherpte?
Voor mensen is een foto scherp op het moment dat het beeld op de foto even duidelijk is en geen fractie waziger dan het werkelijke beeld dat je ziet.
Voor een camera werkt dit anders. Een camera werkt met contrastdetectie en fasedetectie om te bepalen of je onderwerp scherp is.
Een onscherpe foto is niet meer te redden
Soms kom je er pas thuis achter dat je foto onscherp is. Dan kan je eventueel nog met een beeldbewerker wat verscherpen zodat hij scherper lijkt (let op: niet wordt!). Een onscherpe foto maak je nooit echt scherp in je nabewerking.
En waarom mislukt het dan toch vaak?
Scherpe foto's produceren is niet een kwestie van de duurste lens kopen, maar vooral van juiste techniek.
Er zijn verschillend oorzaken aan te wijzen waarom je foto onscherp is. Bijvoorbeeld het verkeerd leggen van de focus, het eigenlijke onderwerp is niet scherp weergegeven, bewegingsonscherpte die komt doordat de camera trilt of het onderwerp in beweging is of een beperkte scherptediepte waardoor een bepaald deel van de foto niet scherp kan worden weergegeven.
Hieronder geef ik drieëntwintig tips om je kans op succes aanzienlijk te vergroten!

Door scherp te stellen op de kop van de bever met een groot diafragma of door flink in te zoomen wordt de achtergrond mooi onscherp
1. Met de hand scherpstellen
Handmatig scherpstellen heeft het voordeel dat je volledig grip hebt op wat er scherp en onscherp wordt. Je voorkomt er ook mee dat de camera bij elke foto opnieuw scherpstelt. Zo kun je beter anticiperen en sneller reageren.
Stel dat je een landschap of een produkt vanaf statief fotografeert. Dan is één keer scherpstellen genoeg. Ook bij portretten kan dit, mits je met een grote scherptediepte werkt. Zo kun je precies de juiste gezichtsexpressie afwachten en druk je razendsnel af.
Bij macrofotografie heb je altijd extreem weinig scherptediepte, omdat je zo dicht op je onderwerp zit. Als de autofocus er maar iets naast zit, is je foto volledig mislukt. Daarom stellen de meeste macrofotografen scherp met de hand. De optische zoeker van een spiegelreflex is daarvoor niet optimaal, het beeld is veel te klein.
Je kunt beter overschakelen naar liveview en via het ruime scherm scherpstellen. Je kunt het scherpstelkader naar de gewenste plek brengen en met een druk op de knop de foto bijvoorbeeld tien keer uitvergroten, zodat scherpstellen een eitje wordt.
2. Gezichtsdetectie
Het kan heel handig zijn als je veel mensen fotografeert en je camera automatisch op gezichten scherpstelt. Je hoeft dan niet zelf een scherpstelpunt te kiezen en je kunt meteen je compositie bepalen, zonder steeds te herkaderen. Ideaal!

Nog mooier is het als gezichten door het beeld worden gevolgd. Je kunt je camera dus gewoon anders richten en de geportretteerde mag bewegen zonder dat de camera de scherpte uit het oog verliest.
Sommige moderne camera's zijn zelfs in staat om ook automatisch op de ogen scherp te stellen! Soms kun je zelfs kiezen tussen het linker- en het rechteroog of aangeven dat ze beide scherp moeten zijn.
Een systeemcamera werkt alleen met contrastdetectie om gezichten te detecteren, waarmee je dus de snelheid en gevoeligheid van een echte AF-sensor verliest. Toch kan dat nadeel opwegen tegen alle voordelen!
3. Lichtsterk
Bij lichtsterke lenzen werken de AF-sensoren sneller en nauwkeuriger. Een lichtsterke lens met als grootste opening f/2.8 kan contrast- en lichtarme situaties nog goed aan. De meeste autofocus-systemen krijgen het moeilijk bij een lens lichtarmer dan f/5.6 (en soms f/8).
Een super lichtsterke lens van F/1.2 of F/1.4 of F/1.8 lijkt ideaal. Maar extreem kleine scherptediepte zet het aufotocussysteem al snel op het verkeerde been. Vooral als het beeld veel diepteverschil heeft.

Bij weinig licht of contrast heeft een camera met gevoelige AF-sensoren een voorsprong
4. Scherpstelpunten
Via scherpstelpunten laat je de camera weten welk punt je scherp wilt hebben. De hoeveelheid scherpstelpunten verschilt per camera. Het minimum is drie en kan oplopen tot enkele tientallen.
Die scherpstelpunten zie je in de zoeker vaak als oplichtende ledjes. Ook de verdeling over het beeld verschilt per camera. Soms zijn de punten samengeklonterd rond het midden, soms uniform verdeeld over het beeld.

Verschillende aantallen scherpstelpunten en 1 scherpstelpunt dat uit het centrum gehaald is
Je kunt alle scherpstelpunten activeren, er eentje uitkiezen en soms zelfs een subgroepje aanwijzen. Elke methode heeft voor- en nadelen. Staan ze allemaal aan, dan beslist de camera wat scherp wordt. Maar de camera weet niet altijd welk onderwerp jij scherp wilt zien.
5. Slechts één scherpstelpunt in het midden actief
Gevorderde fotografen kiezen meestal voor één scherpstelpunt: het middelste. Als het onderwerp zich buiten het beeldcentrum bevindt, activeren ze tijdelijk een ander punt. Of ze herkaderen, als dat sneller gaat. Hierdoor kun je heel nauwkeurig scherpstellen.
Theoretisch kan de camera zelf een scherpstelpunt uitkiezen. Sommige camera's hebben er wel meer dan vijftig! Het lijkt ideaal als veel scherpstelpunten over vrijwel het hele beeld verdeeld zijn, het geeft je veel flexibiliteit bij het scherpstellen.
Maar het nadeel hiervan is dat je nooit zeker weet of het hoofdonderwerp scherp wordt. Vaak wordt namelijk automatisch het dichtstbijzijnde object gekozen. Met een voorwerp op de voorgrond is de kans groot dat dat scherp wordt in plaats van de geportretteerde erachter.
Vandaar dat de meeste fotografen toch liever zelf kiezen door het activeren van slechts één scherpstelpunt in het midden dat ze dan op het hoofdonderwerp richten.

Door gebruik te maken van één scherpstelpunt kun je heel nauwkeurig scherpstellen
6. AI Servo of Continuous Focus
Bij actiefotografie moet je vaak razendsnel reageren. Dan is het handig om wel alle scherpstelpunten in te schakelen. Een andere tip om (snel) bewegende objecten goed scherp te stellen is om gebruik te maken van automatisch scherpstellen op AI Servo (Canon) of Continuous Focus (Nikon).
Je camera blijft het object dan volgen en je hoeft niet steeds opnieuw scherp te stellen. Je hoeft er alleen maar voor te zorgen dat je onderwerp ergens in beeld blijft. Soms mag het zelfs eventjes uit beeld verdwijnen. Komt het weer terug, dan pakt de camera het vanzelf weer op.
Dit stel je in via het menu, display bovenop of met een los hendeltje op je camera. Ideaal bij snelle onderwerpen. Denk aan sport- en dierenfotografie, al leg je er ook spelende en rennende kinderen feilloos mee vast.

Nikon's Continuous Focus en Canon's AI Servo
7. Liveview
Steeds meer spiegelreflexcamera's hebben liveview. In deze stand wordt de spiegel opgeklapt en de sluiter opengezet. Daardoor werkt fasedetectie niet meer bij de eerste modellen. Deze stelden scherp door tijdelijk liveview te verlaten.
Maar daarmee verdwijnt ook het beeld tijdens het scherpstellen. Al dat geklapper van de spiegel is luidruchtig en maakt het scherpstellen traag.
Daarom zijn de nieuwste spiegelreflexcamera's voor het werken in liveview uitgebreid met contrastdetectie. Dat werkt nog steeds niet supersnel, maar is in veel situaties wel bruikbaar.
De nieuwste Canons gebruiken nu de eerdergenoemde Dual Pixel fasedetectie AF-technologie voor het werken in liveview.
In liveview gaat het scherpstellen doorgaans niet met de ontspanknop, maar met een knop achterop. Meestal heet die AF-ON. Om af te drukken moet je vinger wel weer naar de ontspanknop.
8. Stabilisatie
Veel camera's en objectieven hebben beeldstabilisatie. Deze techniek geeft als het beweging opmerkt een soort tegenbeweging die de trilling compenseert. Soms kan je sluitertijden van twee tot vier keer langer gebruiken dan normaal.

Op een statief moet de beeldstabilisatie uit
Een stabilisatiesysteem compenseert alleen je eigen trillingen. Een bewegend onderwerp kan nog steeds onscherp op de foto komen als de sluitertijd niet snel genoeg is. Als je met statief werkt moet je de beeldstabilisatie uitzetten. Je camera staat dan vaak goed stil maar de beeldstabilisatie blijft doorwerken en 'tegenbewegingen' geven. Hierdoor wordt je beeld dan weer onscherp.
9. Scherptediepte
Scherptediepte is het gebied van voor tot achter het scherpstelpunt dat scherp op de foto komt. Bij kleine scherptediepte is alleen het punt waarop je scherp stelt echt scherp. Alles daarvoor en daarachter wordt geleidelijk steeds onscherper.
Door de scherptediepte te verkleinen accentueer je wat jij belangrijk vindt. Denk aan een portretfoto met onscherpe achtergrond. Het scherpte onderwerp trekt alle aandacht.
10. Scherptezone
De scherptezone (het stadium dat de kijker iets niet langer als scherp maar als onscherp ervaart) is niet gelijk aan weerszijden van het scherpstelpunt. Een ezelsbruggetje is dat ongeveer een derde van die zone voor het scherpstelpunt ligt en twee derde erachter. Maar in het close-up gebied is de verhouding half-om-half.

AF-sensoren weten hoeveel dichterbij of verder weg een lens moet scherpstellen
11. Vier factoren die de scherptediepte bepalen
De scherptediepte is van een viertal factoren afhankelijk:
- De brandpuntsafstand van het objectief: hoe langer de brandpuntsafstand, des te kleiner de scherptediepte, dus telelenzen geven een mooie, onscherpe achtergrond
- De afstand tot je onderwerp: hoe korter op je onderwerp, hoe kleiner je scherptediepte, dus bij landschapsfoto's is alles scherp en bij macrofoto's bijna niets
- Het diafragma: hoe groter de diafragma-opening, des te kleiner de scherptediepte
- Sensorgrootte: hoe groter het sensorbeeld, des te minder je dit beeld hoeft te vergroten, waardoor eventuele onscherpte minder snel opvalt
12. Scherptediepte-controle
Vaak zit er een scherptediepte-controleknop op je DSLR. Terwijl je door de zoeker kijkt, staat het diafragma namelijk helemaal open. Zo heb je altijd een helder zoekerbeeld. Of het diafragma nu op F/4 of F/16 staat, je ziet altijd de scherptediepte zoals die bij de grootste opening is.

Druk je de scherptedieptecontroleknop in (bij Canon-camera's onder de objectiefvergrendeling), dan wordt het diafragma gesloten tot de ingestelde waarde
Pas zodra je op de ontspanknop drukt gaat het diafragma daadwerkelijk dicht. Het de scherptediepte-controleknop kan je het diafragma van tevoren tot de ingestelde waarde sluiten.
Het zoekerbeeld wordt donkerder maar geeft nu een indruk van de scherptediepte die je op de uiteindelijke foto mag verwachten. Meestal zit die knop naast het objectief.
13. Hyperfocale afstand van een objectief
De hyperfocale afstand is de afstand met de meeste scherptediepte als je daarop scherp stelt. Deze afstand is een specifieke optische eigenschap van je setup en is uit te rekenen met een formule.
Belangrijke waarden hierin zijn de brandpuntsafstand van je lens (het mm bereik), het sensorformaat van de camera en het toegepaste diafragma (f-getal).
Stel je bewust scherp op deze "magische afstand", dan zal praktisch alles scherp zijn in je groothoek opname. Ik verklap alvast dat deze afstand niet halverwege de foto ligt of op 1/3e deel van je beeld, maar dat deze zich veelal nagenoeg vlak voor je voeten bevindt, afhankelijk van de eerder genoemde waarden.
14. Een landschapsfoto met optimale scherptediepte
Stel scherp op de hyperfocale afstand, en vanaf de helft van de hyperfocale afstand tot oneindig zal alles scherp zijn, de "acceptabele scherpte". De voorste helft van de hyperfocale afstand is onscherp. Zie onderstaand plaatje ter verduidelijking.

Met behulp van de hyperfocale afstand profiteer je optimaal van de scherptediepte: deze reikt dan van de halve hyperfocale afstand tot oneindig. Op internet zijn speciale tabellen te vinden , als er niet al zo'n tabelletje bij je objectief zat.

Met een groothoeklens heb je al snel veel scherptediepte te pakken
15. Smartphone app
Om je een hoop rekenwerk te besparen, kun je het beste een app op je telefoon zetten om het te berekenen. Je kiest eerst het cameramodel, omdat het sensorformaat uitmaakt. Daarna stel je het diafragma en de brandpuntsafstand in.
De app vertelt je dan precies waar het scherptegebied begint en eindigt. Vaak met een handig plaatje erbij.
Door met diafragma en scherpstelafstand te spelen, kun je het scherptegebied precies daar 'neerzetten' waar jij het nodig hebt. Ook laat zo'n app de hyperfocale afstand zien. Dit is het optimale punt waarop je kunt scherpstellen om alles van dichtbij tot oneindig scherp te krijgen.
Photographer's Tools is zo'n gratis app.

Photographer's Tools app voor op je smartphone
16. Sweet spot
Wil je de beste scherpte in je foto's hebben? Vermijd dan de grootste en kleinste lensopeningen. Met je diafragma maximaal open is bij veel lenzen het beeldcentrum aardig scherp, maar naar de randen toe neemt de scherpte zichtbaar af. Vooral de hoeken zijn waziger.
Je kunt beter twee of drie stops diafragmeren. Dus als je lens een maximale lensopening van F/4 heeft, dan kun je het beste op F/9 of F/11 fotograferen. Dit wordt ook wel de sweet spot genoemd. Elke lens heeft een andere sweet spot en die zijn vast op internet te vinden. Maar voor het gemak kun je als vuistregel twee of drie stops diafragmenteren hanteren.

Kijk op internet welke sweet spot jouw type lens heeft
Gebruik ook liever niet de kleinste lensopening. Want dan treedt diffractie (verstrooiing) op, waardoor de totale foto iets waziger wordt.
Als de sweet spot niet de gewenste scherptediepte oplevert zul je wat water bij de wijn moeten doen. Wil je bijvoorbeeld een zeer kleine scherptediepte en daarvoor de grootste lensopening gebruiken? Houd het onderwerp uit de buurt van de randen zodat je van het scherpste gedeelte van de lens (in het midden) kunt profiteren.
Hoe lichtsterker de lens, hoe gunstiger de sweet spot uitvalt. Een f/1.4 lens kan bij f/2.8 of zelfs f/4 al haarscherp zijn.
17. Scherpstellen en lichtmeting
Scherpstellen en lichtmeten gebeurt op hetzelfde moment, wat soms onhandig is. Bijvoorbeeld als je na het scherpstellen herkadert en een lichtmeting op de nieuwe plek weer heel andere waardes oplevert.
Of je wilt alvast scherpstellen op een plek waar straks iets gaat gebeuren. En dan wil je de lichtmeting pas doen net voordat je de foto gaat maken. Bij wisselende weersomstandigheden is dat een gok.
Bij de meeste DSLR's bestaat er daarom een AEL (Auto Exposure Lock) knop of een sterretje waarmee je de belichting kunt vergrendelen. Houd de knop ingedrukt (soms mag je hem meteen weer loslaten) en je belichting is vergrendeld. Daarna druk je de ontspanknop half in om scherp te stellen. De belichting zal niet meer veranderen.
Andersom kan ook, dat je eerst scherpstelt en dan pas het licht meet. Dat gaat met de AFL (Auto Focus Lock) knop. Een eventuele AF-ON knop is alleen voor scherpstellen.
18. Lichtmeten en scherpstellen loskoppelen
Het kan handig zijn als je de lichtmeting vaak op een ander punt doet dan de scherpstelling, om die twee permanent uit elkaar te trekken. Je kan dan de knop AF-ON (of AEL of AEL/AFL) gebruiken om scherp te stellen in plaats van de ontspanknop.
De lichtmeting gaat dan nog wel (net als vanouds) met de ontspanknop. In
dit artikel wordt uitgebreid uitgelegd hoe je dit kunt doen.

Hierbij heb je vaak nog de keuze. Of je vergrendelt de lichtmeting meteen of je laat deze net zo lang verversen totdat je de ontspanknop volledig doordrukt. Als het weer veranderlijk is is de laatste optie het meest aan te raden. Vanaf dat moment stel je dus scherp door achter op de camera met je duim op een knop te drukken (Back-Button Auto Focus). Je stelt alleen scherp als het nodig is, niet perse bij elke foto.
Het is misschien even wennen maar je kan wel razendsnel op één punt het licht meten en ergens anders scherpstellen. Het is ook nog mogelijk om de AF-ON knop te wisselen met de AEL-knop (die met het sterretje) om scherp te stellen.
Op Photofacts Academy staat een handig instructiefilmpje over hoe je de back-button autofocus methode precies kunt toepassen. Mocht je (nog) geen abonnement hebben, dan kun je voor 14 dagen een gratis proefabonnement aanvragen.
19. Back- en frontfocus
Ook al geeft je camera aan dat er correct is scherpgesteld, toch kan het voorkomen dat er op de verkeerde punten gefocussed is. De lens stelt dan net niet op de juiste plek scherp, dus iets ervoor of erachter. En dat kan heel vervelend zijn, als bijvoorbeeld de ogen van je portret niet scherp zijn maar juist de mond of neus.
Als je met een spiegelreflex fotografeert heet dit verschijnsel back- of frontfocus. Het gebeurt alleen als de autofocussensoren worden gebruikt. Bij contrastdetectie in LiveView heb je er geen last van, omdat dan het digitale beeld wordt bekeken en de camera zelf ziet of het onderwerp wel echt scherp is.
Van back- of frontfocus heb je vooral last bij zeer lichtsterke lenzen. Omdat bij open diafragma de scherptediepte erg klein is, valt een misser meteen op. Het kan een portretfoto in een klap verpesten, als de ogen onbedoeld onscherp zijn.

Bij een hele beperkte scherptediepte kun je de ogen scherp fotograferen en worden de oren al onscherp
Vroeger moest je het laten afstellen, tegenwoordig kan het ook via het cameramenu middels 'AF-fijnafstelling'. Je zet de bewuste lens op het toestel, voert een bepaalde test uit en daarna geef je aan hoeveel minuscule stapjes een lens dichterbij of verder weg moet focussen. De camera geeft dan de gewenste correcties zelf aan de lens door, zodat iets ook echt scherp is.
Het is wel een secuur werkje, want je kunt het probleem er ook erger mee maken. Gelukkig kun je de correctie ook weer aanpassen of weghalen.
De correcties kan je dan voor iedere lens in je camera opslaan. Niet bij alle camera's kun je het scherpstelsysteem zelf bijregelen!
20. Minimale scherpstelafstand
Elk objectief heeft een minimale afstand die het nodig heeft om een scherp beeld te produceren. Dichterbij wordt het onderwerp onscherp. Bij veel camera's wordt de autofocus geblokkeerd als je te dichtbij komt.
Deze afstand verschilt per objectief. De minimale scherpstelafstand telt vanaf de sensor in de camera (dus niet vanaf het glas van je lens) tot aan het onderwerp waarop je wilt scherpstellen en wordt aangegeven in centimeters.

De plek van de sensor is op de meeste camera's aangegeven met een teken op de bovenkant van de body: een O met een streep erdoor. Je kan het vaak aflezen op je objectief.
21. Statief
Om foto's scherp te krijgen is een statief aan te raden. Zeker als de lichtomstandigheden slecht zijn en je met lange sluitertijden moet werken. Of als je ver moet inzoomen waardoor het moeilijk wordt om opnames nog vanuit de hand te doen.

Ook bij macrofoto's is het handig een statief te gebruiken omdat iedere kleine verplaatsing meteen de focus verpest, zoals in dit geval..
Of als je je ISO-waarde laag wilt houden en met een klein diafragma wilt werken voor maximale scherptediepte. De sluitertijd wordt hierdoor automatisch langer.
Ik gebruik nagenoeg altijd een statief bij macrofotografie. Dat is meestal het verschil tussen 'net wel of net niet scherp'. Als ik geen statief kan gebruiken omdat het onderwerp snel wegvliegt of het heel laag bij de grond zit, gebruik ik een rijstzak.
22. Vuistregel
Een vuistregel om scherpe foto's uit de hand te nemen, is dat je sluitertijd minimaal gelijk moet zijn aan je brandpuntsafstand. Ga dus bij een brandpunt van 200 millimeter niet onder de 1/200e seconde. Vergeet niet de cropfactor mee te rekenen als je camera die heeft.
23. Tegenlicht
Met tegenlicht heeft de camera soms moeite om automatisch scherp te stellen. Je kunt dan als oplossing je hand voor de lichtbron houden, scherpstellen, je hand weghalen en vervolgens afdrukken.